Op 17 januari heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak over uitkeringsfraude, waarbij een forse straf werd opgelegd aan de verdachte.
Op 17 januari heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een zaak over uitkeringsfraude, waarbij een forse straf werd opgelegd aan de verdachte.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat zij zich vijf jaar lang schuldig heeft gemaakt aan uitkeringsfraude.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte de navolgende omstandigheden en zaken niet heeft gemeld bij de sociale dienst. Allereerst heeft de verdachte verklaard dat zij inkomsten had uit kledingverkoop met haar zus op de markt. Deze inkomsten zijn niet gemeld bij de sociale dienst. De rechtbank Gelderland bepaalt dat het verkopen van kleding op geld waardeerbare werkzaamheden betreffen, waardoor deze inkomsten ten onrechte niet zijn gemeld bij de sociale dienst.
Daarnaast hebben er in de vijf jaar van het ten laste gelegde feit drie auto’s op de naam van verdachte geregistreerd gestaan, welke niet zijn gemeld bij de sociale dienst. De rechtbank overweegt dat indien een auto op naam van verdachte staat, dit maakt dat ervan uit kan worden gegaan dat deze auto een bestanddeel van haar vermogen is. De verdachte had dan ook een plicht dit te melden bij de sociale dienst, iets wat zij ten onrechte niet heeft gedaan.
Ook zijn er tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte twee bankpassen gevonden. De totale inkomsten op deze bankrekeningen bedroeg € 88.236,02. Verdachte heeft het bezit van deze bankpassen nooit gemeld bij de sociale dienst.
Verder heeft de verdachte verklaard dat zij op vakantie is geweest en dat zij dit niet heeft gemeld bij de sociale dienst. De rechtbank bepaalt dat de verdachte verplicht was deze vakantie te melden om de sociale dienst in staat te stellen om te beoordelen of de maximaal toegestane vakantieduur al dan niet werd overschreden. Al in 1996 is de verdachte erop gewezen dat er een inlichtingenverplichting bestaat, welke bepaalt dat zij ten minste vier weken voor de aanvang van de vakantie toestemming moet vragen om op vakantie te gaan.
Tot slot heeft de verdachte niet aangegeven dat zij samenwoonde met medeverdachte. De verdachte heeft ontkend dat zij in de ten laste gelegde periode een gezamenlijke huishouding heeft gevoerd met medeverdachte. Gelet op het feit dat het waterverbruik op het adres van de verdachte in de ten laste gelegde jaren dat van een vier persoons huishouden ruimschoots overschreed, dat in de woning diverse goederen van de medeverdachte zijn aangetroffen, dat de verdachte in de jaren aan bedrijven zelf heeft aangegeven dat het adres van de verdachte tevens zijn adres was en gezien het feit dat de telefoon van de verdachte zeer vaak in de nabijheid van de woning heeft aangestaan is de rechtbank van mening dat de medeverdachte in de ten laste gelegde periode zijn hoofdverblijf heeft gehad op het adres van de verdachte. Dit maakt dat er sprake is geweest van een gezamenlijke huishouding, wat onmiskenbaar van belang is geweest voor het recht op bijstand. De verdachte was verplicht dit bij de sociale dienst te melden, iets wat ze heeft nagelaten.
De strafrecht advocaat van de verdachte stelt dat de verdachte niet opzettelijk haar inlichtingenplicht heeft geschonden. De rechtbank oordeelt daarop als volgt. De verdachte heeft vanaf 1989 een bijstandsuitkering, waarvoor zij diverse formulieren heeft moeten invullen en gesprekken heeft gehad.
De rechtbank is van mening dat de verdachte gedurende een forse periode, met betrekking tot meerdere onderwerpen, haar inlichtingenplicht heeft geschonden, welke onmiskenbaar van belang waren voor haar recht op bijstand of de hoogte daarvan en verdachte moet daarvan hebben geweten. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte, (op zijn minst) voorwaardelijk opzet heeft gehad op het nalaten de benodigde gegevens te verstrekken, terwijl zij wist dat deze gegevens van belang waren voor haar recht op een uitkering, dan wel de hoogte daarvan. Al met al komt de rechtbank dan ook tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte veroordeelt tot een werkstraf voor 240 uren, te vervangen voor 120 dagen hechtenis.
Indien u verdacht wordt van uitkeringsfraude is het niet onverstandig een ervaren strafrechtadvocaat in de arm te nemen. Deze zaak is een goed voorbeeld van het feit dat er hoge straffen worden opgelegd voor uitkeringsfraude. De strafrecht advocaat voor uitkeringsfraude zal de processtukken opvragen en zal zo een sterk pleidooi voeren. Op deze wijze zal een zo laag mogelijke straf, of indien mogelijk zelfs vrijspraak, voor u worden bereikt. Wanneer u het contactformulier invult zal een ervaren strafrechtadvocaat voor uitkeringsfraude gratis contact met u opnemen over uw strafzaak. Wij werken landelijk en op basis van pro deo.
Meld u aan voor de nieuwsbrief