Het gerechtshof Amsterdam heeft op 6 september 2019 uitspraak gedaan in een zaak over mishandeling.
Het gerechtshof Amsterdam heeft op 6 september 2019 uitspraak gedaan in een zaak over mishandeling.
De verdachte in deze zaak stond terecht voor mishandeling. Zij werd er immers van verdacht het slachtoffer te hebben mishandeld door haar meermalen met gebalde vuist in het gezicht te slaan en te stompen.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat het slachtoffer haar op haar bovenbeen had geslagen, terwijl zij een pijnlijke bovenbeenblessure had. Zij zag dat het slachtoffer haar nogmaals wilde slaan en omdat de verdachte niet in staat was zich van het slachtoffer te distantiëren heeft zij afwerende bewegingen gemaakt. Hierbij is het volgens de verdachte mogelijk dat zij de hand van het slachtoffer heeft geraakt, waardoor haar hand mogelijk haar eigen gezicht heeft geraakt.
Tussen de verdachte en het slachtoffer heeft op de desbetreffende dag een handgemeen plaatsgevonden in het appartement van slachtoffer. Als vaststaand wordt aangenomen dat de verdachte het slachtoffer daarbij meermalen in het gezicht heeft geslagen. Dit blijkt uit de verklaring van het slachtoffer, het geconstateerde letsel, een getuigenverklaring en tevens op basis van de verklaring die de verdachte ten overstaan van de politie eerder heeft afgelegd, namelijk dat zij het slachtoffer twee keer een klap heeft gegeven en dat het mogelijk is dat zij het slachtoffer in het gezicht heeft geraakt.
Het Hof acht de verklaring van de verdachte ter terechtzitting niet aannemelijk geworden. De stelling van de verdachte dat het slachtoffer haar eerst op haar been heeft geslagen en zij hierop uit zelfverdediging heeft teruggeslagen, is ontoereikend. Dit geldt temeer nu de verdachte in hoger beroep op essentiële onderdelen afwijkt van haar eerder afgelegde verklaring. Ook anderszins acht het gerechtshof niet aannemelijk geworden dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijk aanranding, dan wel van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor, waartegen verdediging door de verdachte geboden was. Het gerechtshof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de mishandeling heeft begaan.
De verdachte is veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van 500 euro, bij gebreke van betaling te vervangen voor 10 dagen hechtenis, met een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast moet de verdachte een schadevergoeding betalen, ter zake van immateriële schade, bij gebreke van betaling te vervangen door 8 dagen hechtenis.
Zelf verdacht van mishandeling? Een ervaren strafrechtadvocaat kan u bijstaan! De strafrecht advocaat zal uw processtukken opvragen om een goed en sterk verweer te voeren. Hierdoor wordt voor u een zo laag mogelijke straf, of indien mogelijk zelfs vrijspraak, bereikt. Wanneer u het contactformulier invult neemt een ervaren strafrechtadvocaat voor mishandeling direct gratis en vrijblijvend contact met u op! Wij werken landelijk, voor een vaste prijs en op basis van pro deo.
Meld u aan voor de nieuwsbrief