Uitspraak in een kinderpornozaak.
Uitspraak in een kinderpornozaak.
Eerder schreef ik een artikel over het taakstrafverbod in zaken waarin kinderporno centraal staat. Begin augustus heeft de rechtbank Overijssel, locatie Almelo een zaak inhoudelijk behandeld waarbij de verdachte werd bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat van ons kantoor.
De verdenking komt er, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2014 tot en met 24 februari 2022 kinderporno heeft verspreid, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe toegang heeft verschaft en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals die door de reclassering in haar rapport zijn geadviseerd.
De strafrechtadvocaat heeft namens de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard. De verdediging heeft verzocht, om een ontwrichtende gezinssituatie te voorkomen, verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één of twee maanden en een maximale taakstraf van 240 uren op te leggen met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 22 of 23 maanden.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in artikel 240b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
“een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttienjaren nog niet heeft bereikt, is betrokken, verwerven, in bezit hebben, verspreiden en zich door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, terwijl van het plegen van dit misdrijf een gewoonte wordt gemaakt.”
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.
Verdachte heeft zich over een periode van in elk geval acht jaren schuldig gemaakt aan het verwerven van kinderporno, het bezit van kinderporno, het zich toegang verschaffen tot kinderporno en het verspreiden van kinderporno, en daarvan een gewoonte gemaakt.
Bij de vraag welke straf aan verdachte moet worden opgelegd heeft de rechtbank naast het vorenstaande ook rekening gehouden met het volgende. De oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geven als uitgangspunt voor “een beroep of gewoonte maken van het verspreiden, aanbieden, openlijk tentoonstellen, invoeren, doorvoeren, uitvoeren van kinderporno”, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
De rechtbank is gezien de hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen, de bewezenverklaarde periode van acht jaren, het feit dat niet duidelijk is waarom verdachte tot het delict is gekomen als ook het gegeven dat niet valt uit te sluiten dat er een kans op herhaling is, van oordeel dat enkel een gevangenisstraf van lange duur recht doet aan de ernst van het gepleegde feit.
De rechtbank zal verdachte om die redenen dan ook een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd en sluit daarbij aan bij voornoemd uitgangspunt. Met het opleggen van een lagere straf wordt immers voorbij gegaan aan de ernst van het feit én het onherstelbare leed van alle minderjarigen die slachtoffer worden van dit soort feiten. Vanwege het grote belang van behandeling van verdachte én om te voorkomen dat hij zich in de toekomst opnieuw schuldig maakt aan dit soort strafbare feiten, zal de rechtbank een deel van de aan verdachte op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met daaraan verbonden de voorwaarden zoals de reclassering die heeft geadviseerd.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden.
Tegen deze uitspraak is hoger beroep ingesteld door de strafrechtadvocaat namens de verdediging. Dit betekent dat deze zaak opnieuw zal worden behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem. De behandeling van het hoger beroep kan maanden tot zelfs wel jaren in beslag nemen.
Meld u aan voor de nieuwsbrief