De vordering van de benadeelde partij bij verduistering in dienstbetrekking en de rol van de strafrechtadvocaat.
De vordering van de benadeelde partij bij verduistering in dienstbetrekking en de rol van de strafrechtadvocaat.
Verduistering is opgenomen in artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht en luidt als volgt:
“Hij die opzettelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort en dat hij anders dan door misdrijf onder zich heeft, wederrechtelijk zich toe-eigent, wordt als schuldig gezien aan verduistering.”
Hierbij kan gedacht worden aan het bibliotheekboek dat nooit wordt teruggebracht of een fiets die uitgeleend wordt maar ook nooit meer bij de eigenaar terecht komt.
De wet heeft in artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht een artikel opgenomen waarin een zwaardere variant van verduistering strafbaar gesteld is: verduistering in dienstbetrekking:
Verduistering in functie gepleegd is een zwaardere vorm van verduistering. De verduistering is dan gepleegd in het kader van iemand zijn of haar werk of beroep. Artikel 322 van het Wetboek van Strafrecht luidt als volgt:
“Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking of van zijn beroep, of tegen geldelijke vergoeding onder zich heeft, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.”
Verduistering in functie gepleegd is apart strafbaar gesteld omdat daarmee het vertrouwen van de werkgever wordt beschaamd en daardoor extra kwalijk wordt gevonden door de wetgever.
In deze zaak werd een meisje ervan verdacht dat zij geld van haar werkgever zou hebben gestolen verduisterd. Bij de politie heeft het meisje direct aangegeven dat zij dit ook had gedaan, maar dat dit tot maximaal een bedrag van € 10.000,00 was. De werkgever heeft aangifte gedaan en meent echter dat er een totaal bedrag ter hoogte van € 38.789,00 door het meisje uit de kassa is gestolen. Een veel hoger bedrag dus dan dat het meisje zelf heeft toegegeven.
Direct na afloop van het politieverhoor heeft ze contact opgenomen met een strafrechtadvocaat om haar zaak te bespreken. Op het moment dat ze een dagvaarding heeft ontvangen van het Openbaar Ministerie om voor de meervoudige kamer van de rechtbank te verschijnen neemt ze weer direct contact op met haat strafrechtadvocaat. De strafrechtadvocaat heeft de stukken opgevraagd bij het Openbaar Ministerie. Na ontvangst en bestudering van het procesdossier vind er een bespreking plaats tussen het meisje en de strafrechtadvocaat om de zaak inhoudelijk met elkaar te bespreken. Ook de vordering van de benadeelde partij – de werkgever – wordt besproken.
De strafrechtadvocaat legt tijdens deze bespreking ook uit hoe de gang van zaken is bij de behandeling bij de rechtbank. De strafrechtadvocaat legt uit wie de officier van justitie is en waarom de zaak door drie rechters wordt behandeld in plaats van door maar één (de politierechter).
Tijdens de behandeling van de strafzaak ter terechtzitting is de strafrechtadvocaat ook aanwezig. Nadat de feiten en omstandigheden uitvoerig door de rechters zijn besproken en de officier van justitie zijn standpunt heeft gedeeld is het de beurt aan de strafrechtadvocaat. De strafrechtadvocaat krijgt dan de mogelijkheden om verweer te voeren en heeft de mogelijkheid om de rechtbank een aantal verzoeken te doen. Hierbij kan gedacht worden een verzoek tot vrijspraak maar ook kan dit een verzoek zijn rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de cliënt in kwestie.
In deze zaak werd een verzoek gedaan om de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren omdat het een te grote belasting was voor het strafproces danwel deze toe te kennen tot een bedrag van maximaal € 10.000,00 (dit bedrag had cliënte immers toegegeven te hebben gestolen).
De meervoudige kamer van de rechtbank heeft in haar uitspraak het standpunt van de strafrechtadvocaat gevolgd en de vordering van de benadeelde partij verlaagd tot een bedrag ter hoogte van € 10.000,00. Uit het onderzoek ter terechtzitting zou onvoldoende zijn gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 38.789,00. Een bedrag ter hoogte van € 10.000,00 is door de rechter toegewezen en cliënte is gehouden deze schade te vergoeden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vordering voor het overige een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zoals op zitting door de strafrechtadvocaat reeds was bepleit.
Meld u aan voor de nieuwsbrief