Rechtbank ’s-Gravenhage spreekt vrij van artikel 6 WVW.
Rechtbank ’s-Gravenhage spreekt vrij van artikel 6 WVW.
Op 22 september 2023 stond een cliënt van ons kantoor terecht bij de rechtbank in Den Haag. Hij werd bijgestaan door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat van ons kantoor. Aan de verdachte is tenlastegelegd dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan artikel 6 van de Wegenverkeerswet (artikel 6 WVW).
De officier van justitie heeft ter zitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren.
De strafrechtadvocaat heeft namens de verdediging uitvoerig pleidooi gevoerd waarbij zij rekening heeft gehouden met de verschillende facetten waaruit artikel 6 WVW bestaat. De verdediging heeft ter zitting een vrijspraak bepleit voor artikel 6 WVW vanwege het ontbreken van zwaar lichamelijk letsel bij slachtoffer.
De rechtbank heeft het pleidooi van de strafrechtadvocaat gevolgd en komt tot het volgende oordeel ten aanzien van het primair ten laste gelegde feit:
“De rechtbank acht op grond van het strafdossier en het verhandelde ter terechtzitting het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen, nu op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden of bij het slachtoffer sprake is (geweest) van zwaar lichamelijk letsel dan wel hij hem een tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Als algemene gezichtspunten voor de beantwoording van de vraag of van zwaar lichamelijk letsel sprake is, kunnen in elk geval worden aangemerkt de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op (volledig) herstel. Uit de medische gegevens in het dossier volgt dat het slachtoffer een hersenschudding, breuk van het borstbeen, kneuzing van een middelvinger en een verdenking op kneuzing van de hartspier heeft opgelopen als gevolg van de aanrijding. De geschatte duur van genezing was 6 tot 12 weken. Operatief ingrijpen was niet aan de orde. De rechtbank overweegt dat deze bevindingen ontoereikend zijn om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft voorts geen informatie in het dossier aangetroffen waaruit blijkt wat ten tijde van de aanrijding de normale bezigheden van het slachtoffer waren en op welke wijze en gedurende welke periode sprake is geweest van verhindering daarvan, zodat ook het bewijs ontbreekt dat als gevolg van de aanrijding bij het slachtoffer tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De verdachte zal dan ook van het primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.”
De rechtbank heeft ten aanzien van artikel 6 WVW het pleidooi van de strafrechtadvocaat gevolgd en heeft cliënt vrijgesproken. De rechtbank zag wel voldoende aanwijzingen in het dossier om onze cliënt te veroordelen voor artikel 5 WVW (overtreding). De rechtbank heeft cliënt veroordeeld tot het betalen van een geldboete ter hoogte van 750 euro én daarbij een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Van deze voorwaardelijke rijontzegging hoeft cliënt niets te merken als hij zich voor het einde van de proeftijd niet opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feiten. Tegen deze uitspraak zal door de verdediging geen hoger beroep worden ingesteld.
Meld u aan voor de nieuwsbrief